De schoenfabrikanten Suermondt

Geplaatst op 14 December 2013
Heemkundekring Land van Ravenstein, familie portret de schoenfabrikanten Suermondt

Adolf van Kleef (midden) met zijn zoon Philips (rechts) en Engelbrecht II van Nassau (links)

Inleiding
Ingesloten tussen Maas en gracht ligt het voormalige vestingstadje Ravenstein. Alleen de overgebleven stadspoorten en de gedeeltelijk gedempte stadsgrachten herinneren nog aan het verleden van Ravenstein als souvereine heerlijkheid. De wallen zijn geslecht en het kasteel is gesloopt. Sinds het vertrek van de Fransen maakt Ravenstein deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. De inwoners zijn er naar verluidt niet onverdeeld gelukkig mee. De regering in Den Haag wijst een verzoek tot vergoeding van de geleden oorlogsschade af en tot overmaat van ramp worden de belastingen fors verhoogd. Op het omliggende platte land is het leven armoe troef. De boeren op de kleigrond lijden onder de steeds weer terugkerende wateroverlast en op de arme zandgronden is het boerenbestaan marginaal. Van enige industriele ontwikkeling is (nog) geen sprake. De belangrijkste bestaansmiddelen in Ravenstein zijn handel en (huis)nijverheid. Boeren uit de omgeving kopen bij de Ravensteinse middenstand, of ze brengen een bezoek aan een van de jaarmarkten of weekmarkten, waar vee, vlas, linnen, gereedschappen en andere koopwaren worden verhandeld. Kleine ambachtelijke bedrijfjes produceren meel, bier of boter voor de lokale markt. En lokale thuiswerkers maken schoenen, textiel of sigaren, die door Ravensteinse middenstanders soms tot ver boven de grote rivieren aan de man worden gebracht. Wat de economische ontwikkeling ernstig belemmert, is het gebrek aan ruimte in de nauwe straatjes van het stadje. Nieuwe bedrijven kunnen er zich niet vestigen en de Ravensteinse middenstand mist de verbeeldingskracht om de bedrijvigheid naar buiten de stadsgracht te verplaatsen. Eeuwenlang was men mentaal naar binnen gekeerd. Het zou nog wel even duren voordat dat zou veranderen.

Toch dient na 1850 de nieuwe tijd zich aan. Tussen ’s-Hertogenbosch en Nijmegen wordt een spoorverbinding aangelegd die nieuwe kansen biedt voor Ravenstein. In 1874 krijgt Ravenstein zijn station en spoorbrug. Aan de randen van het stadje, langs de grachten en aan de Maas, worden na 1860 nieuwe bedrijven gevestigd. Op de Wal vindt men bijvoorbeeld naast de koren- en schorsmolen van Van Duren, de in 1867 opgerichte gasfabriek van W. van den Akker, de boterfabriek fa. Rijken uit 1876 en de smederij van de familie Caners. Verderop op de Wal, staat de brouwerij van Van den Oever. En aan de Maasdijk vestigt zich in 1886 de fa. Meulemans. Op het voormalige bastion Utrecht verrijst in 1857 de korenmolen van Versterren. Deze wordt al in 1863 van een ‘stoomtuig’ voorzien en gaat in 1878 over in handen van de familie Van Stekelenburg. In 1852 begint manufacturenhandelaar Johannes Suermondt samen met zijn vrouw Petronella in de Nieuwstraat een leerlooierij annex schoenmakerij. In 1885 start hun oudste zoon Ignatius een leerlooierij op de Wal. Als hij drie jaar later de schoenmakerij van zijn ouders overneemt, wordt daarmee de basis gelegd voor de voor Ravenstein zo belangrijke schoenindustrie.

Heemkundekring Land van Ravenstein, Ignaat Suermondt

De schoenfabrikanten Suermondt
Josephus Suermondt (1820-1902) staat aan de wieg van de schoenfabriek. Hij is getrouwd met Petronella Maria Donkers (1823-1900), van een destijds bekend schoenmakersgeslacht, dat al in 1820 een schoenmakerij had in Ravenstein, waar zo’n 8 à 9 ‘knechts’ in dienst waren. Uit dit huwelijk worden 4 kinderen geboren. Het derde kind, Ignatius (1852-1935), is degene die de schoenfabriek tot grote bloei zou brengen. In 1884 trouwt hij met met Maria Anna Elisabeth van der Wijst (1857-1922) uit Reek. Het echtpaar krijgt 9 kinderen. De oudste zoon, Willem Suermondt (1885-1952), is in zijn jonge jaren een verwoed amateurfotograaf. Later volgt hij zijn vader op als directeur van de fabriek. Een deel van zijn fotografische werk is bewaard gebleven. Het geeft een mooi beeld van Ravenstein in het eerste kwart van de 20e eeuw en verschaft ons waardevolle informatie over de tuin en het tuinhuis. Voor de geschiedenis van de tuin zijn verder van belang Ludovica Godefrida Arnoldina (Frieda) Suermondt ( 1894-1966) en Lies Hendriks (geb. 1925). Frieda is het zevende kind uit het huwelijk van Willem en Anna. Zij trouwt in 1921 met Antonius Theodorus Hendriks (1895-1985), van de bekende houthandel Emmerik uit Nijmegen. Uit dit huwelijk wordt Lies geboren. Lies woont momenteel in Nijmegen en kent de tuin en het tuinhuis nog zoals het was in de periode rond 1930. Als kind logeerde zij elk jaar tijdens vakanties bij de familie Suermondt. Vaak kwam ze dan in de tuin en speelde ze met andere kinderen in en om het tuinhuis. Van haar verhalen en adviezen is bij bij het reconstrueren van de historische situatie dankbaar gebruik gemaakt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Lies tijdelijk bij de familie Suermondt in, om tewerkstelling in Duitsland te ontlopen. Ze werkte in die tijd op kantoor bij schoenfabriek.

De familie Suermondt behoorde tot de gegoede stand in Ravenstein. Terwijl Johannes Suermondt nog in de Nieuwstraat woonde, tussen de kleine middenstanders en neringdoenden, betrok zoon Ignaat in 1884 een voornaam pand aan de Marktstraat (huidige nr. 30), in de directe nabijheid van kerk en stadhuis. De Suermondts verkeerden met vooraanstaande families, zoals de familie Van Hall (Keurvorst van de Palts), Van de Wiel (burgemeester van Huisseling), Meulemans (graanhandel), De Bruin (wijnhandel), Rijken (manufacturenhandel), Caners (stadsarchitect en leraar op de Latijnse school) en Donkers (manufacturenhandel). Op statiefoto’s uit het einde van de 19e eeuw, staan Ignaat en Willem Suermondt steevast samen afgebeeld met lokale notabelen, zoals burgemeester Van Claarenbeek, secretaris Berben en notaris Van den Bogaard. Op een prent uit 1909, voorstellende de ‘Feestcommissie Prinsessefeest te Ravenstein’ (ter gelegenheid van de geboorte prinses Juliana) staat het voorname gezelschap in vol ornaat afgebeeld. Vader Ignaat zittend voorop – naast burgemeester Van Claarenbeek – zoon Willem staand daarachter. In de volksmond heet dit comite de‘Miljoenenclub’, wat wel iets zegt over het standsverschil in deze tijd.

Heemkundekring Land van Ravenstein, familiefoto suermondt

Familiefoto’s onderstrepen het beeld van een standsbewust, katholiek fabrikantengeslacht. Statige portretten, van deftige heren en dames en beelden van voornaam ijsvermaak op de gracht, met de tuin op de achtergrond. Het zijn mensen met een ondernemende kijk op de wereld. Geinteresseerd in de ontwikkeling van de techniek en de verworvenheden van de tijd, zoals de fotografie, de grammofoon en de telefoon. Er zijn foto’s van de fabriek die een heel nieuw industrieel tijdperk markeren. Moderne machinerieen, met stoomaandrijving, zelfs een chemisch laboratorium ontbreekt niet in de fabriek. Van Willem Suermondt weten we dat hij buitenlandse studiereizen heeft gemaakt om zich te bekwamen in het schoenenvak en dat hij een verwoed amateurfotograaf is geweest. En natuurlijk was men katholiek, getuige de bewaard gebleven foto’s van heerooms en ingetreden neven en nichten. Lies Hendriks herinnert zich nog hoe er in het gezin van opa Ignaat dagelijks voor het eten geestelijke liederen werden gezongen en bijbelteksten werden besproken.

Leerlooierij op de Wal
In 1852 koopt Johannes Suermondt, winkelier in manufacturen, de leerlooierij en schorsmalerij van de familie Gernes aan de Nieuwstraat (momenteel ter hoogte van huisnummer 26). Zijn echtgenote Petronella breidt de looierij uit met een schoenmakerij, met vader Henri Donkers als eerste bedrijfsleider. Machinaal werk kent men dag nog niet niet, alles werd met de hand gemaakt. Elke week reist Johannes met een korf vol schoenen op de rug te voet over Batenburg en Tiel naar Utrecht. Van daaruit gaat de tocht verder per trekschuit naar Amsterdam, waar hij zijn ‘winkelwaar’ aan de man probeert te brengen.

In 1852 wordt Ignatius geboren. Hij groeit met het schoenenbedrijf op. In 1884 trouwt hij met Anna van der Wijst uit Reek. Het jonge paar betrekt een huis in de Marktstraat (thans nr. 30) en heeft plannen om een eigen looierij te beginnen. In 1885 vraagt Ignaat bij de gemeente vergunning aan voor het oprichten van een leerlooierij aan de Middelstraat, achter zijn woonhuis. Maar er zijn bezwaren. Omwonenden verwachten veel overlast en de Inspectie van Volksgezondheid ziet de looierij als een gevaar voor de volksgezondheid. De gemeente weigert daarop de vergunning. Ignaat vraagt dan vergunning voor de aanleg van een leerlooierij op een tuinperceel op de Wal aan de oostzijde van het stadje. De vergunningaanvraag vermeldt ‘dat hij daartoe zal bezigen houten kuipen, op en in de grond te plaatsen, voorts aldaar te verzamelen huiden, looi en aldatgene wat gerekend kan worden tot ’t bedrijf of de uitoefening eener leerlooierij te behooren’. Dit keer wordt de vergunning afgegeven. Er is geen gevaar voor de volksgezondheid en de overlast kan tot een minimum worden beperkt. In korte tijd verschijnt er een houten schuur langs de gracht. Op de benedenste verdieping worden de huiden voorbewerkt. Het looien zelf vindt plaats in een stenen aanbouw, waar ook de looikuip is te vinden. Op de eerste verdieping van de houten schuur worden de gelooide huiden gedroogd. Met het oog daarop zijn in de wanden ventilatieluiken aangebracht, die het drogingsproces moeten bevorderen. Het afval wordt in de gracht gedumpt. Van milieueisen heeft men nog niet gehoord.

Stoom- en Schoenlederfabriek aan de Nieuwstraat
In 1888 neemt Ignaat de zaak van vader Johannes over en voegt deze samen met zijn eigen looierij. De productie wordt in zijn geheel naar de Nieuwstraat overgebracht, waarna de het perceel op de Wal – inclusief de schuur – een nieuwe bestemming krijgt als familietuin. Ignaat moderniseert de schoenmakerij en schakelt in 1890 over van handwerk op machinale productie. We spreken dan van de ‘Stoom en Schoen-lederfabriek Firma Ignaat Suermondt’. De zaken gaan zo goed, dat het bedrijf in 1894 en 1898 kan uitbreiden met enkele aangrenzende panden. Rond de eeuwwisseling werken er ongeveer 80 arbeiders en produceert men 120 paar leren laarzen per week. Vanaf 1902 wordt de huizenrij geleidelijk vervangen door een fabriekscomplex, dat omstreeks 1920 een groot deel van de Nieuwstraat, Fabrieksstraat en Walstraat, zal beslaan.

Heemkundekring Land van Ravenstein, schoenfabriek
Heemkundekring Land van Ravenstein, schoenfabriek, gebouw

Rond 1930 breken moeilijke economische tijden aan. De markt voor schoenen zakt in en in 1933 gaat de fabriek failliet. Een ramp voor de familie en een ramp voor de werkgelegenheid in het stadje. Echter, met de financiële hulp van schoonfamilie Hendriks uit Nijmegen, kan een doorstart gemaakt worden, waarna het bedrijf weer langzaam uit het dal klimt. De naam van de fabriek wordt in deze tijd gewijzigd in ‘Ravo leder en schoenfabriek’. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1959, wordt de fabriek buiten de grachten overgeplaatst naar de Stationssingel. Verdere uitbreiding in het stadje is niet meer mogelijk. Het complex aan de Nieuwstraat wordt geheel afgebroken om plaats te maken voor een winkelpand en enkele woonhuizen. In 1977 wordt de Ravo-schoenfabriek gesloten. Begin jaren ’90 wordt het fabrieks aan de Stationssingel gesloopt, om na verloop van tijd plaats te maken voor de nieuwbouw van de Ravensteinse basisscholen. Thans herinnert alleen de oude looierij aan de Walstraat nog aan Ravensteinse schoenindustrie.

Familietuin en tuinhuis
Na de overplaatsing van de looierij naar de Nieuwstraat neemt de familie Suermondt het perceel aan de Wal in gebruik als tuin. De looischuur wordt omgedoopt tot tuinhuis. Waarschijnlijk was het Anna Suermondt van de Wijst, de vrouw van Ignaat, die de drijvende kracht was achter dit idee. Lies Hendriks weet zich in dit verband goed te herinneren dat haar moeder (Frieda Hendriks-Suermondt) haar vertelde dat de tuin op de Wal dé grote liefhebberij was van oma Anna. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het tuinhuis tijdelijk bewoond door Belgische vluchtelingen die een goed heenkomen zochten voor de oorlogsverschrikkingen in eigen land.

Heemkundekring Land van Ravenstein, schoenfabriek zwartwit foto

Aan de hand van oude familiefoto’s en de herinneringen van Lies Hendriks krijgen we een indruk hoe de tuin eruit heeft gezien. Lies herinnert zich uit haar kindstijd een lange tuin, die, vanaf de houten poort ter hoogte van het pand Walstraat 18, breed uitloopt tot aan de gracht. De tuin is langs de grachtkant omgeven door een wit houten hek. De afscheiding met de tuin van de familie Caners (oostzijde) is van gaas. Daar staat ook een mooie hazelnootstruik. De poort geeft toegang tot een grindpad dat omgeven wordt door lage buxushagen en met eni-ge kronkeling doorloopt naar het tuinhuis. Links en rechts van het pad liggen bloemenperk-jes, die eveneens door buxushaagjes worden omzoomd en zijn ingeplant met langbloeiend zomergoed, zoals vergeetmenietjes en viooltjes. Achter de perkjes staan appel- en perenbo-men, met vandaag de dag bekende en minder bekende rassen zoals ‘Pricesse Noble’, ‘Yellow’, ‘Bellefleur’, ‘Notarisappel’, ‘Goudreinet’, ‘Sterappel’,’Triumph de Vienne’, ‘Doyen de Commies’ en ‘Bergamot’. Het grindpad komt uit op het terras en het grasveld voor het tuin-huis. Daar treft men een pergola aan met druivenrank. Op het grasveld staat een bruin geverfd ijzeren tuinameublement. Tegen het witte hek, recht tegenover de tuiningang staat een Sambucus Nigro, een vlierbesachtige plant, met een geel-wit gevlekt blad met zwarte vrucht. Op het terras staat een treurwilg (of een treures) waaromheen een zitbank is gemaakt. Op die plek zijn in de loop van de tijd veel familie-foto’s gemaakt. Om het tuinhuis loopt een smal pad. Een trap achter het tuinhuis geeft toegang naar de gracht. Op foto’s die zijn gemaakt vanuit de drooggevallen gracht is deze trap duidelijk zichtbaar.

Het tuinhuis is een tweelaags houten gebouw onder zadeldak, met een stenen aanbouw. Deze aanbouw werd gebruikt als opslag voor tuinmeubels en tuingereedschap. In de aan-bouw vindt men tot op de dag van vandaag de oorspronkelijk looiput terug. Lies Hendriks herinnert zich de aanbouw als ‘het kalkhuis’. Waar deze naam vandaan komt is niet duidelijk. Mogelijk is het een verwijzing naar de kalk die er opgeslagen lag voor grondverbetering en het witkalken van boomstammen.

Het houten gebouw had aan de zuidwestzijde een dubbele tuindeur die uitkomt op het terras en het grasveld. Deze tuindeur is niet oorspronkelijk, maar is er waarschijnlijk ingemaakt toen het gebouw als tuinhuis dienst ging doen. Binnen, achter het raam aan de voorkant was de zitplek van opa (Ignaat) Suermondt, met een leunstoel en een voetenbankje. Aan de wand, links van opa, hingen twee pijpenrekjes met grote, kleine lange en korte pijpen. Aan de wand aan het kalkhuiskant hing een ingelijste plaat met in twee kolommen in sierletters geschreven alle soorten bomen en fruit die in de tuin aanwezig waren. Aan de achterkant van het vertrek zat in het midden de achterdeur, met links daarvan de trap naar boven. Onder de trap was een kast met daarin serviesgoed. De eerste verdieping, met de ventilatieluiken, was in gebruik als bergzolder. De zolder deed dienst als duivenhok.

Voor meer informatie over de voormalige leerlooierij lees verder

Heemkundekring Land van Ravenstein, schoenfabriek met tuin
Scroll naar boven