Matteus Quik
Geplaatst op 31 Augustus 2014
Door Hans van den Heuvel
De laatste gereformeerde schoolmeester van Ravenstein
In het aprilnummer van 2014 van Tussen Maas & Erfdijk wordt aandacht besteed aan de schilder Jan Hendrik van Grootvelt, die van 1843 tot 1852 in Ravenstein heeft gewoond. In die periode heeft hij drie maal Een Avondschool (of Een school bij avond) geschilderd, het vierde schilderij met deze voorstelling is niet gedateerd. Matteus Quik kan model hebben gestaan, gezien de leeftijd van de afgebeelde onderwijzer en het geringe aantal afgebeelde leerlingen. Als lid van de gereformeerde kerk moeten zij elkaar goed gekend hebben.
De gereformeerde lagere school van Ravenstein heeft bestaan vanaf 1624 tot 1860. Bij de oprichting werd het jaarinkomen van de schoolmeester vastgesteld op ƒ 100.[1]; in 1798 werd dit door de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen volks bepaald op ƒ 200.[2] Door de schoolwet van 1806 ging de school, zonder aanmerkingen van de kerkenraad, over in een openbare. Onderwijzers werden verplicht klassikaal les te gaan geven, waarbij de oude manier van hoofdelijk onderwijs werd verboden. De onderwijzers moesten bevoegd zijn en de landelijke inspectie hield toezicht of de nieuwe schoolregels werden nageleefd. Het was de bedoeling dat het onderwijs een algemeen christelijke karakter had.[3] In de praktijk bleef het echter een gereformeerde school.[4] Toen in 1823 schoolmeester-koster Hendrik Loderus op hoge leeftijd overleed zou de schoolopziener de benoeming van een opvolger niet noodzakelijk hebben gevonden. Zijn school functioneerde immers al 20 jaar niet meer maar het gemeentebestuur besliste anders. [5] Er werd een advertentie geplaatst in het onderwijsblad “Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het Onderwijs en de Opvoeding”.
Mattheus Quik werd, na een vergelijkend examen aangesteld. In 1822 behaalde hij reeds als onderwijzer de derde rang[6] en in 1826 te Ravenstein de tweede. [7] De schoolwet van 1806 maakte namelijk onderscheid in vier rangen, waarbij de vierde de laagste was. De derde rang betekende ook behoorlijke kennis hebben van de Nederlandse taal. Kandidaten voor de 2e rang werden ook ondervraagt over aardrijkskunde en geschiedenis en moesten tevens het rekenen beter beheersen.[8] [9] Zij studeerde voor de hogere rang door middel van het zelfstandig bestuderen van de examenstof of door onderricht van andere onderwijzers en hoofden van scholen en door deel te nemen aan de bijeenkomsten van het onderwijzersgezelschap in hun district.[10]
Zijn inkomen als schoolmeester bedroeg ƒ 200 met vrije woning en tuin; het maandgeld van elke leerling bedroeg per maand 15 cent. Daarnaast ontving hij als koster en voorzanger van de gereformeerde gemeente jaarlijks ook nog ƒ 100. Elke doop en begrafenis leverde bovendien nog ƒ 1 op. [11] [12] Al snel was M. Quik vice-voorzitter van het onderwijzers gezelschap Ravenstein, dat een maal per maand bijeenkwam en zich aanvankelijk vooral bezighield met onderricht en praktische oefening maar ook met uitwisseling van ervaringen en het bespreken van nieuwe methodes.[13] De benodigde leerboeken en overige hulpmiddelen, zoals kaarten en aardglobes, voor de gezelschappen werden bekostigd uit een geringe maandelijkse bijdragen van de deelnemende onderwijzers, aangevuld met een jaarlijkse rijkssubsidie.[14] [15] [16] In 1828 ontving hij van de schoolopziener een boekengeschenk als verdienstelijk onderwijzer. [17]
Helemaal op zijn plaats voelde hij zich in Ravenstein kennelijk niet, gezien de drie sollicitaties tussen 1830 en 1832 voor een baan in respectievelijk Ameide en Tienhoven, Ophemert[18] en Opheusden[19]. Ook die in 1840 voor Veen was zonder succes. [20] Een rede kan zijn het kleine aantal leerlingen, een gevolg van de geringe omvang van de gereformeerde gemeente.
Eind 1833 overleed de onderwijzer van de katholieke openbare lagere school. Een poging van de schoolopziener hem daar te benoemen, en aldus beide scholen samen te voegen, mislukte. Men vond dat katholieken, die 95% van de bevolking uitmaakte recht hadden op een eigen school, zoals de protestanten dit ook altijd hadden. Bovendien was dan de van oudsher bestaande combinatie met het kostersambt niet meer mogelijk. De gereformeerde gemeente telde bovendien slechts 40 leden, terwijl er minimaal 50 moesten zijn om een kerkgemeente te kunnen vormen.[21].
In ditzelfde jaar trouwde Matteus Quik hij in Ravenstein met Frederika von Wrangel uit Wijchen, dochter van Karl Heinrich Friherre von Wrangel auf Lindenberg, kapitein in Statendienst.[22] Het huwelijk bleef kinderloos. Zij woonden volgens het bevolkingsregister van 1840 aan De Wal 43, in hetzelfde huis als zijn voorganger,[23] waar tevens de school was gevestigd. [24] [25]
Op de kadasterkaart van Ravenstein 1811-1832 is no. 29 het schoolhuis en no.30 de bijbehorende tuin,
beide eigendom van de gereformeerde kerkgemeente van Ravenstein, thans Walstraat 16. [26]
Ravenstein, Walstraat 16.
De heer Wijnbeek, inspecteur der Latijnse scholen, was door de regering eveneens belast met de inspectie van het lager en middelbaar onderwijs. In die functie bezocht hij rond 1843 Ravenstein en schreef hierover het volgende:“Voor de openbare school is een nieuw gebouw opgetrokken, hetwelk slechts matig voldee. De onderwijzer G. Kievenaar, over wien ik de vorige keer voldaan was, is achteruitgegaan. De geleerde, doch phlegmatische onderwijzer M. Quick in de Diaconieschool vond ik, zoo als tevoren, beter geschikt voor de betrekking van gouverneur dan voor die van schoolmeester. De man is niet op zijne plaats. Vandaar, dat vele protestantsche kinderen de evengenoemde, wier onderwijzer Roomsch is, bezoeken”.
De schilder Jan Hendrik van Grootvelt woonde tussen 1843 en 1852 in Ravenstein[27]. Als lid van de gereformeerde gemeente moet hij Matteus Quik goed gekend hebben. Het is de vraag of hijzelf en de schoolklas op zijn schilderij “De Avondschool” van 1847 zijn afgebeeld. Een avondschool is nl. pas jaren later ingesteld. Van klassikaal onderwijs, zoals voorgeschreven door de schoolwet van 1806, lijkt geen sprake. Er is veel gelijkenis met afbeeldingen van de schoolklas in de 17e en 18e eeuw.[28]
Het gemeenteverslag over het jaar 1851 meldt over deze lagere school het volgende[29]:” Eene openbare school de 2e klasse waarvoor de onderwijzer den 2e rang bezit. Getal leerlingen 6 jongens en 6 meisjes. Het schoollocaal en woning is in eenen goeden staat, en het eigendom der Gereformeerde Kerk alhier. De onderwijzer geniet jaarlijks een subsidie van ƒ 200 uit ’s rijks kas”.
Met de komst van de nieuwe schoolwet van 1857 probeerde de gemeente Ravenstein, ter voorkoming van de kosten voor toekomstige pensionering, nog maar één openbare lagere school open te houden. Door de geformeerde school aan te merken als een bijzondere school werd voorgesteld M. Quik te ontslaan als openbaar onderwijzer[30], doch dit werd echter door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant afgewezen. [31] Matteus Quik was een voorvechter voor de vrijheid van protestants onderwijs.[32] en gaf te kennen de school te voor Ravenstein en de omliggende plaatsen te willen behouden. De kerkenraad adviseerde hem echter elders een onderkomen te vinden. [33] Zijn inkomen als onderwijzer bedroeg op dat moment ƒ 278,80 en was dus vergeleken met de ƒ 975 voor G. Kievenaar, de hoofonderwijzer van de andere openbare school, laag. [34] Als koster verdiende hij daarnaast nog ƒ 125. [35] Na een aanstelling van ruim 35 jaar werd hem op 1 april 1860 eervol ontslag verleend op grond van de verklaring “dat hij door voortdurende voortdurende ziekelijke omstandigheden ongeschikt is zijne betrekking als openbaar onderwijzer verder waar te nemen.” [36] Ondanks zijn gereformeerde geloofsovertuiging[37], telde de openbare school op dat moment 18 leerlingen van verschillende denominaties, waaronder “8 protestanten, 6 roomschen en 4 israëlieten“. [38] Zijn leven werd samengevat als volgt: “Sedert 1824 was deze kundige en hoogstverdienstelijke man niet alleen als onderwijzer in zijne school met vrucht werkzaam, maar strekte daarenboven, met het beste gevolg, zijne wetenschappelijke kennis uit tot de bevordering van het onderwijs en de opleiding van onderwijzers. ’s Mans ijver en onvermoeide arbeid zullen derhalve bij den onderwijzersstand in dankbare herinnering blijven.” [39] Hem werd uiteindelijk een pensioen toegekend van ƒ 166. [40]
Dominee Hanewinkel probeerde alsnog bij de Vereeniging voor Christelijk-Nationaal Onderwijs een bijdrage te verkrijgen voor een bijzondere school, doch door zijn overlijden kwam hier niets van.[41]M. Quik werd na zijn vertrek uit Ravenstein onderwijzer aan de bijzondere christelijke school van Genderen, bij Heusden. Het gebouw werd spoedig verbeterd en vergroot.[42] Bijna 60 jaar oud had hij 75 leerlingen [43] en was kennelijk nog gezond genoeg om les te geven. Hij overleed uiteindelijk op 21 februari 1879 in zijn geboortedorp Hedel, op de leeftijd van 76 jaar.
[1] Verhael van de Nederlantsche Vreede Handeling, blz. 37-38. ’s Gravenhage, by Jan veely, Boeckverkoper inde Gort-Straet, Anno 1650. [2] Besluiten der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen volks 1798 , blz. 92. http://boeken.delpher.nl/nl/view/index/query/loderus/coll/boeken/image/dpo:1765:mpeg21:0326/page/1/maxperpage/10 [3] http://nl.wikipedia.org/wiki/Onderwijswet_van_1806 [4] Maandschrift voor christelijke opvoeding 1867, blz. 73- 78. [5] Catholijke Nederlandsche stemmen over godsdienst-, staat-, geschied- en letterkunde 1838, blz. 25-28, dd 27-1-1738. http://books.google.nl/books?id=HohTAAAAcAAJ&pg=PA26&dq=schoolgebouw+Ravenstein&hl=nl&sa=X&ei=RQK6UcD6Feax0AXP5YCIAQ&ved=0CGYQuwUwBg#v=onepage&q=schoolgebouw%20Ravenstein&f=false [6] Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding 1822, blz. 1101 [7] Nieuwe Bijdragen 1827, blz. 178 [8] Geschiedenis van de school in Nederland. Boekholt en de Booy, blz. 110. [9] http://www.remery.nl/sm-remery/opleiding/w1806-eis-ondwijzer.html [10] Anja Swennen en Jos Beishuizen. Opleiders van onderwijzers in de 19e eeuw. VELON Tijdschrift voor lerarenopleiders jrg 26(4) 2005, blz. 31 t/m 40. [11] Nieuwe Bijdragen 1824, blz. 273 http://books.google.nl/books?id=9HpNAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false [12] BHIC 7389 Gemeentebestuur Ravenstein, 1814-1942 inv.nr. 77 [13] Dolly Verhoeven. Ter vorming van verstand en hart, blz. 124-125 en 270. [14] Dolly Verhoeven. Ter vorming van verstand en hart, blz. 124-125 en 270. [15] Niieuwe Bijdragen , blz. 898 [16] Anja Swennen en Jos Beishuizen. Opleiders van onderwijzers in de 19e eeuw. VELON Tijdschrift voor lerarenopleiders jrg 26(4) 2005, blz. 31 t/m 40. [17] Nieuwe bijdragen 1828, blz. 387. [18] Nieuwe bijdragen 1832, blz. 339-340 [19] Nieuwe bijdragen 1832. blz. 567-568. [20] Nieuwe bijdragen 1841, blz. 472-473. [21] Catholijke Nederlandsche stemmen over godsdienst-, staat-, geschied- en letterkunde 1838, blz. 25-28. [22] http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_von_Wrangel_auf_Lindenberg [23] Bevolkingsregister Ravenstein 1840, Volkstelling. [24] BHIC 17 Provinciaal Bestuur 1814-1920 inv.nr. 9175 Gemeenteverslagen Ravenstein, 1851-1865. [25] BHIC 7389 Gemeentebestuur Ravenstein, 1814-1942 58 27.09.1853 – 8-10.1868, dd 14-1-1857 [26] http://watwaswaar.nl/#ae-OG-7-eq-1v-1-3gdundefiqWm-1dmundefimOa—117 [27] http://www.varik.nl/oud_varik/Grootvelt.htm [28] Geschiedenis van de school in Nederland. Dr. P.Th.F.M. Boekholt en Dr. E.P. de Booy. Van Gorcum. Assen/Maastricht 1987. [29] BHIC 17 Provinciaal Bestuur 1814-1920 inv.nr. 9175 Gemeenteverslagen Ravenstein, 1851-1865. [30] BHIC 7389 Gemeentebestuur Ravenstein 1814-1942 inv.nr. 5 dd 7-1-1859 [31] BHIC 7389 Gemeentebestuur Ravenstein, 1814-1942 inv.nr. 89 1854-1860, dd 29-8-1859 [32] Maandschrift voor christelijke opvoeding 1867, blz. 102. https://archive.org/stream/geschiedenisvan00kuipgoog/geschiedenisvan00kuipgoog_djvu.txt [33] Maandschrift voor christelijke opvoeding 1867, blz. 73- 78. [34] BHIC 7389 Gemeentebestuur Ravenstein, 1814-1942 89 1854-1860 [35] BHIC 7389 Gemeentebestuur Ravenstein, 1814-1942 58 27.09.1853 – 8-10.1868 [36] Nieuwe bijdragen 1860, blz. 498 [37] BHIC 7397 Nederlandse Hervormde Gemeente Ravenstein-Dieden, 1625-1950, doos 12, dd 17-12-1859. [38] Maandschrift voor christelijke opvoeding 1867, blz. 73- 78. [39] Nieuwe bijdragen 1860, blz. 498. [40] Nederlandsche staatscourant 13-7-1860. http://kranten.kb.nl/view/article/id/ddd%3A010789788%3Ampeg21%3Ap001%3Aa0001 [41] Berigten en bijdragen. Vereeniging voor Christelijk-Nationaal Schoolonderwijs, 1861 blz. 194. [42] Maandschrift voor christelijke opvoeding 1863, blz. 260. [43] Maandschrift voor christelijke opvoeding in school en huis 1862, blz. 231.