Molen zonder wieken
Terwijl de productie van allerlei goederen steeds meer door machines in fabrieken met stoommachines werd gedaan, bleef op het platteland het eenvoudige “handwerk” nog lang bestaan. De boerderijen waren niet groot genoeg om te kunnen investeren in door stoom aangedreven machines.
Omstreeks 1850 was er in Oss een bloeiende boterhandel ontstaan door de firma’s Van den Bergh en Jürgens. Het hele Maasland profiteerde daar van. Het betekende, dat sommige boeren zich gingen toeleggen op de productie van boter. Zo ook in Demen.
Op de boerderij St. Wilbertstraat 3 ging men ook over tot het karnen van boter. Daarvoor werd omstreeks 1870 een rosmolen gebouwd, waar door middel van een pony een draaiende
beweging werd ontwikkeld (afb 40 .en 41.).
Afbeelding 40
Deze draaiende beweging werd in een karnton in een stampende beweging omgezet. De karnton (afb. 42) stond in de boerderij zelf. Het eentonige, zware werk kon dankzij de rosmolen een stuk eenvoudiger gedaan worden. Na 1900 zien we dat de boeren steeds vaker gaan samenwerken en hun melk in een “boterij” laten karnen. In deze boterijen werd gebruik gemaakt van lichte stoommachines. In Demen bestond de boterij Concordia, waar de meeste boeren lid van werden.
Afbeelding 42 Afbeelding 41
De rosmolen verloor zijn functie en werd lange tijd gebruikt als stal of opslagruimte (rommelhok). Omstreeks 1987 wilde de familie Van Zandvoort de rosmolen afbreken om plaats te maken voor een moderne melkstal. Enkele heemkundigen kwamen in actie om de rosmolen te behouden. Het werd de aanleiding tot de oprichting van Heemkundekring Land van Ravenstein. Met de familie Van Zandvoort werd verplaatsing afgesproken en met financiële steun van overheid en bedrijfsleven werd de rosmolen gerestaureerd. Het rijksmonument staat er nu fraai bij aan de St. Wilberstraat.