Pioniers langs de Maas. (tijd voor Chr.)
Voor onze jaartelling was de Maas een rivier die sterk meanderde en daarmee grote invloed had op het leven van deze streek. Enerzijds bracht de Maas vruchtbaar slib, anderzijds waren er onvoorspelbare overstromingen in een groot gebied. Juist de vruchtbare rivierklei trok de eerste mensen naar het Maasland. Zij hadden de hogere zandgronden met hun bossen als leverancier van hout en voor de jacht en de laag gelegen delen voor klei, grasland en visserij. Om geen last te hebben van de overstromingen vestigden de eerste bewoners zich op de hogere zandgronden aan de zuidkant van het stroomgebied van de Maas of op een van de vele oeverwallen.
Oeverwallen ontstonden door terugkerende afzetting van zand en klei vooral in de binnenbocht van de rivier. Daar was de stroming minder snel en dus meer afzetting. Ook de wind kon bijdragen tot afzetting op hogere delen. Door de hogere ligging midden in het vruchtbare kleigebied waren het ideale plekken voor vroege bewoning. Die eerste bewoning vinden we terug in het huidige Dennenburg, Deursen, Neerlangel en Overlangel. (zie ook venster 3).
Deursen en Dennenburg liggen bijvoorbeeld zo’n 2 meter hoger dan de directe omgeving. En tot op de dag van vandaag is dit het gedeelte waar vooral de bewoning plaats vindt en het omliggende gebied het gedeelte dat het voedsel levert.
De huizen waren gemaakt van palen met daar tussen in wanden van gevlochten wilgentenen, die met klei winddicht werden afgesmeerd. Het dak dat rustte op houten spanten werd gemaakt van riet en stro. Sporen van dit soort huizen zijn ook in Herpen (plan Wilgendaal) teruggevonden.